De eerste maanden van 2020 zijn anders gelopen dan verwacht. De effecten van de COVID-19 maatregelen waren duidelijk zichtbaar in de energiemarkt door de verlaging van de afname bij grootverbruikers. Maar ook bij alle kleinverbruikers ziet het leven er sinds het begin van 2020 heel anders uit. De oorzaak ligt in de methode hoe kleinverbruikers gealloceerd worden.
Wat is ook alweer profielallocatie en reconciliatie?
Eerst gaan we terug naar de basis van de geprofileerde allocatiemethodiek die voor kleinverbruikers geldt. Op netgebied niveau worden veel aansluitingen continu bemeten of wordt soms een aanname gemaakt. Hierdoor is het voor die aansluitingen duidelijk wat er op het net gezet wordt en wat er vanaf gehaald wordt. Het verschil tussen wat er opgezet en afgehaald wordt, wordt toegekend aan alle aansluitingen die niet continu bemeten zijn of waarvoor een aannames gemaakt worden: de geprofileerde aansluitingen.
Profielcategorie
Om een onderscheid te kunnen maken in hoe het verbruik gedurende de dag, de week en het jaar verloopt, worden deze aansluitingen op basis van de aansluitingscapaciteit toegekend aan een profielcategorie. Er worden jaarlijks tien verschillende profielfracties opgesteld, voor iedere profielcategorie één. De profielfracties bestaan uit percentages van het totale jaarvolume van een aansluiting dat er in één kwartier aan elektriciteit stroomt door die aansluiting. Hierdoor kan één jaarvolume over alle kwartieren van een jaar in een profiel worden uitgesmeerd. Er wordt verwacht dat het volume in ieder kwartier gelijk aan de profielfractie, vermenigvuldigd met het jaarvolume, verbruikt gaat worden.
Meetcorrectiefactor
Als er voor ieder kwartier voor alle onbemeten aansluitingen het verwachte kwartiervolume wordt bepaald, dan is de som van deze kwartiervolumes anders dan het verschil dat er op netniveau is gemeten. De verhouding tussen de gemeten verschil op een kwartier en het berekende kwartiervolume is de meetcorrectiefactor voor dat kwartier. De meetcorrectiefactor (MCF) is dus een verhouding tussen het verschil bij gemeten/bekende volumes en het totaal verwachte volumes bij de profielklanten op netniveau. Ieder netgebied heeft zijn eigen MCF als allocatievertegenwoordiging van alle geprofileerd gealloceerde aansluitingen in dat netgebied. Iedere leverancier krijgt dan een berekend volume gealloceerd: de meetcorrectiefactor vermenigvuldigd met de profielfractie, vermenigvuldigd met de som van de SJV’s uit het register van de leverancier. Afhankelijk van wat ingekocht was, wordt de onbalans tussen het ingekochte en gealloceerde volume afgerekend tegen onbalansprijzen.
Reconciliatie
Nu neemt de leverancier periodiek de meterstanden van een aansluiting op, waardoor het volume voor die aansluiting van een verwacht volume naar een vastgesteld volume gaat. Het verschil tussen het verwachte volume (het standaard jaarvolume) en het vastgesteld volume wordt met behulp van de profielfracties en MCF over de periode van de voorlaatste en laatste meteropname gesmeerd. Het volume per maand wordt verrekend met behulp van een gemiddelde APX-prijs voor die maand. Dit wordt reconciliatie genoemd.
Profielmethodiek niet meer houdbaar?
Nu klinken er geluiden dat deze methodiek niet houdbaar zal zijn, omdat de vooropgestelde profielfracties negatief gaan worden in het jaar 2022. Het is ieder jaar weer het doel om profielfracties te hebben waarbij de meetcorrectiefactor altijd gelijk is aan 1. Aangezien de MCF’s sinds begin 2020 regelmatig negatief worden, zal dit in de profielfracties vertegenwoordigd gaan worden. Deze negatieve fracties zouden systeemtechnisch een probleem zijn. Er is echter wiskundig geen belemmering om negatieve profielfracties te hebben, waardoor dit niet de reden kan zijn om de methodiek te veranderen. De oplossing voor dit specifieke probleem is het aanpassen van de systemen. Er zijn andere betere redenen waarom de methodiek nu al niet meer houdbaar is.
De hele methodiek zorgt er nu voor dat alle onbemeten of onbekende volumes aan de geprofileerde aansluitingen toegekend worden, waardoor deze worden gesocialiseerd over de profielklanten. Het doel was om een realistische afbeelding te maken van wat er gebeurt op iedere niet continu bemeten aansluiting, en met verschillende technieken er een redelijke inschatting van te maken. Het huidige doel wijkt af van dat doel. Zo worden de netverliezen niet (meer) correct ingeschat, komen de meetfouten van de gemeten aansluitingen terecht bij de profielklanten en zit er een wezenlijk verschil tussen wat een aansluiting met en zonder teruglevering doet, terwijl dit onderscheid niet gemaakt wordt in de geprofileerde allocatie. De gevolgen hiervan worden maar deels achteraf gecorrigeerd via de reconciliatie met het bijhorend prijsrisico.
Netverliezen
De netverliezen worden verkeerd ingeschat. Volgens Netbeheer Nederland bestaan netverliezen uit twee componenten: het technisch verlies (70%) en administratief verlies (20% fraude en diefstal, en 10% leegstand). Het merendeel van de verliezen is dus technisch verlies, dat natuurkundig afhankelijk is van de temperatuur van de kabel de hoeveelheid stroom die door de leidingen heen stroomt. In juni 2020 werd door Enexis een bericht gestuurd dat zij, en vele andere RNB’s, de netverliezen te hoog hadden ingeschat en de verliezen vanaf juli zullen aanpassen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de netverliezen op voorhand bepaald worden. Maar als de netverliezen afhankelijk zijn van de temperatuur en de hoeveelheid stroom die door de kabels heen stroomt, kunnen de netverliezen niet op voorhand bekend zijn. Zo werd afgelopen maart een significante verlaging van het verbruik gemeten dat een duidelijke invloed op de netverliezen zou moeten hebben gehad. Gezien de e-mail van Enexis is het aannemelijk dat deze invloed niet is meegenomen. De netverliezen worden als bekend beschouwd en zitten dus in het verschil bij de gemeten/bekende volumes. Als de netbeheerders de netverliezen te hoog hebben ingeschat vanwege een hoger verwacht verbruik, en als bijgevolg te veel hebben ingekocht, is dat ingekochte volume in de MCF komen te zitten om het weer weg te werken. Als de netbeheerders de netverliezen te laag hebben ingeschat doordat er geen hittegolf is meegenomen en bijgevolg te weinig hebben ingekocht, dan wordt de MCF hoger. Hierdoor lijkt het alsof de profielklanten deze volumes hebben afgenomen. Hierdoor is het deel foute netverlies terecht gekomen bij de profielklanten. Ondanks dat het aannemelijk is dat de grootverbruikers het grootste aandeel van de netverliezen veroorzaken, komen de fouten in de netverliezen volledig bij de profielklanten te liggen.
IC011B: foute allocatie telemetrie-aansluitingen
Tien werkdagen na de dag van uitvoering is de allocatie van alle aansluitingen definitief. Bij de continu bemeten aansluitingen liggen de volumes die verbruikt of geproduceerd zijn vast. Dat het niet altijd vlekkeloos verloopt, is te zien aan het proces IC011B. In dit proces worden verkeerde allocatievolumes bij telemetrieaansluitingen na de definitieve allocatie verrekend.
Het loopt dus niet altijd goed met het bemeten van continu-bemeten aansluitingen. De allocatie die definitief is, wordt desondanks toch gebruikt voor het bepalen van de MCF. Hierdoor worden de foutieve volumes verrekend in de MCF, waardoor deze allocatiefouten aan de profielklanten wordt toegekend. Dit terwijl de foutieve allocatie juist bij de telemetrieklanten veroorzaakt wordt en dus ook hoort.
Ook hier geldt weer dat de foute volumes achteraf verrekend kan worden met behulp van de reconciliatie, tegen een gemiddelde APX prijs, terwijl de MCF tegen een onbalansprijs is afgerekend.
Invloed zonnestraling
De MCF is de laatste maanden steeds meer gecorreleerd met zonnestraling. Energeia schreef op dat het opgesteld vermogen van zonneproductie verveelvoudigd is. Echter geldt de MCF voor iedere geprofileerde aansluiting in het bijhorende netgebied. Nu zit er aan een zonneprofiel een veel groter kostenrisico. Zo is een zonneprofiel minder goed te voorspellen dan een weekprofiel en is het onbalansrisico dus veel groter. Aangezien de onbalansprijzen gemiddeld ongunstig zijn, zijn de kosten voor een profiel met zonne-invloed groter dan voor een profiel met een wekelijks patroon.
Gemiddelde MCF over een maand
Daarnaast zijn de stijgingen en dalingen in de volumes over de kwartieren bij zonneproductie veel groter dan bij het oude wekelijkse profiel. Het is aannemelijk dat kleine leveranciers geen eigen sturingselementen in hun portfolio hebben zitten en terugvallen op de EPEX als handelsproduct met de laagste granulariteit. De veiling van de EPEX heeft enkel uurproducten, waardoor de stijging en daling in het leveranciersportfolio moeten afgerond worden op uurwaardes. Alle verschillen tussen de allocatie en de nominatie op uurbasis gaat automatisch via de onbalans. Dit fenomeen versterkt de kostenrisico’s die bij een zonneprofiel horen.
Het risico dat bij een zonneprofiel hoort, wordt nu uitgesmeerd over alle geprofileerde aansluitingen. Woningen zonder zonnepanelen krijgen door de MCF een zonneprofiel en dus een deel van deze onbalanskosten, terwijl deze bewoners niet de veroorzakers zijn van deze kosten. Theoretisch is het mogelijk dat een portfolio bestaat uit klanten zonder zonneproductie, terwijl het portfolio door middel van de MCF wel wordt afgerekend als een portfolio waarbij iedereen zonneproductie heeft.
SMA en/of Allocatie 2.0 als oplossing?
Als grote oplossing van dit probleem wordt de slimme meter allocatie (SMA) gezien. Als er voor iedere aansluiting bekend is wat er per kwartier aan elektriciteit stroomt, dan vervalt het nadeel van de gesocialiseerde zonnekosten. Hiervoor is het zelfs niet nodig om iedereen op SMA te krijgen. Door enkel de aansluitingen zonder zonneproductie te overtuigen om via SMA afgerekend te worden, wordt ervoor gezorgd dat juist zij niet worden afgerekend op een zonneprofiel. Mogelijk dat het vanuit een maatschappelijk oogpunt zelfs voordelig is om alle aansluitingen met een zonneproductie via de geprofileerde methodiek af te rekenen. Het portfoliovoordeel dat er optreedt door alle aansluitingen met zonneproductie op netgebiedniveau af te rekenen, vermijdt onnodige kosten die individuele productie-eenheden zouden hebben.
Stel dat iedereen in een leveranciersportfolio op SMA overstapt, dan nog zitten de netbeheerders met een potje ‘onvoorzien’. Zo wordt in Allocatie 2.0 een restvolume toegekend aan de leveranciers, proportioneel ten opzichte van het portfolio in het hele netgebied. Het is te verwachten dat alle fouten in de netverliezen en in de telemetrie-aansluitingen hierin terecht komen. De volumes zullen uiteindelijk gereconcilieerd worden, maar tegen een andere prijs dan waartegen ze gesettled zijn in de onbalans.
Voor leveranciers
Als leverancier moet je dus qua onbalanskosten bij kleinverbruikers vooral rekening houden met een zonneprofiel en een potje ‘onvoorzien’ dat eerst afgerekend wordt tegen onbalansprijzen en daarna tegen reconciliatieprijzen. Deze volumes zijn niet altijd toe te wijzen aan een specifieke aansluiting, waardoor je de kosten zal moeten verspreiden over je hele portfolio. Daarnaast is het handig om zoveel mogelijk aansluitingen zonder panelen uit de geprofileerde allocatiemethodiek te halen, zodat zij wel nog kunnen genieten van lagere kosten. Ook zij zullen moeten meedragen aan het potje ‘onvoorzien’.
Allocatiesysteem profielklanten verbeteren
Ondertussen probeert PVNED het allocatiesysteem van profielklanten te verbeteren via verschillende wegen. Wilt u meedenken over en meewerken aan hoe het marktproces een betere afspiegeling geeft van de realiteit? Neem dan contact met ons op.